|
|
|
2- Neurobiologie van veiligheid. Veiligheid en omgeving Link: overzicht artikelen
Potentieel gevaar dreigt overal. Angst en alertheid maken deel uit van ons dagelijkse leven. Wanneer we vanuit te grote waakzaamheid op pad gaan kan dit onze manier van denken versmallen en kan zelfs een rigide gewoonte van handelen worden. Plus, we focussen té onzeker en té strak op onverwachte bewegingen. We doen dit vooral in onbekende en onveilige situaties. In het brein ontwikkelen zich daarmee angstcircuits waarmee helder denken en handelen moeilijker worden. Naast dat je fysieke maatregelen kunt nemen om je veiliger te voelen is het nodig om te leren je emotioneel veilig te voelen: het innerlijke gevoel van veiligheid. In groter gemeenschappen zoals scholen en instituten neemt men fysieke en uiterlijke maatregelen voor veiligheid, zoals sloten, detectors en camera’s. Deze maatregelen zijn niet voldoende voor emotionele veiligheid. Vanuit de neurobiologie van veiligheid is er verschil tussen veilig voelen en veilig zijn Voor kinderen in scholen kun je nooit voor 100% fysieke veiligheid garanderen. Er zijn veel voorbeelden van scholen waar onverwachte onveilige situaties ontstonden ondanks alle fysieke beveiligingen ( zoals de schietpartijen in Amerika). Door deze gebeurtenissen voelen kinderen én leerkrachten zich onveilig. Is het mogelijk om in deze omgeving een schoolcultuur te creëren waar iedereen zich veilig kan voelen waardoor er meer open aandacht aanwezig is voor leren ? Maslow: hiërarchie van behoeftes Op de basislijn van de piramide vindt je de basisbehoefte, zoals ademen, water en voedsel, dient te worden voldaan. Tegelijkertijd dient er vanuit de basis een ontwikkeling te zijn naar verbinding en communicatie ( richting top ). Wanneer alle lagen herkenbaar zijn in een gemeenschap, bijv. een school, dan kan een volwaardige en veilige gemeenschap ontstaan in openheid naar alle leden en alle lagen. De meest basale voorzieningen voor veiligheid bestaan uit fysieke, mechanische installaties zoals deur- en raamsloten en een alarmsysteem. Werkelijke veiligheid is afhankelijk van onze interpersoonlijke omgeving. Van buitenaf kan dit ondersteund worden door maatregels tegen discriminatie, misbruik en pesterij. Door het bekend zijn van deze maatregels werken ze preventief en geven vaak ook aan wat men kan doen wanneer zich een calamiteit voordoet. Wanneer men vanuit intentie, vertrouwen en acceptatie van verschillen een continue ontwikkeling onderling stimuleert creëert men in een school een sfeer die leren ondersteunt. Emotionele veiligheid is gebaseerd op weder-zijds vertrouwen. In een organisatie begint dit aan de top. Tussen directie en onderwijskrachten. Verder naar de basis, de werkvloer, tussen leerkrachten en leerlingen. In de klas is afstemming en verbinding tussen leraar en leerling belangrijk voor de sfeer van veiligheid in de klas. Een onderwijskracht dient zich te realiseren dat hij een vergelijkbare positie heeft als die van ouder en kind. Neurobiologisch spelen in het brein dezelfde processen van veiligheid welke het leerproces ondersteunen. Interne verbindingen voor veiligheid Het autonome zenuwstelsel ( AZS) is een controlesysteem dat onbewust werkt. Het vindt z’n oorsprong in de hersenstam en maakt verbindingen naar de holle organen ( hart, longen, maag, blaas, darmen, baarmoeder). Het is verdeeld in drie subsystemen: - sympathische zenuwstelsel een snel systeem wat vooral beweging teweeg brengt. - twee takken parasympathische zenuwstelsel een traag systeem dat vooral rust brengt. Het AZS is een systeem dat gericht is op overleving, daardoor snel een omgeving kan aftasten op gevaar. Daartoe hoort ook het aanvoelen van anderen. Dit maakt duidelijk of iemand ons nabij is, of, dat die ander afstand houdt tot ons. Wanneer de ander ons accepteert, nieuwsgierig is en open om te aanvaarden wat wordt aangereikt in het contact, voelen we dit contact als veilig. Wij voelen ons onveilig wanneer de ander kritiek heeft op ons, of een oordeel. Oefening: A- Hoe voelt het wanneer je een oude vriend ontmoet die open en hartelijk naar je toe komt ? B- Hoe voelt het wanneer je een ruimte binnenkomt waarin mensen zitten met strakke pakken en strakke gezichten ? Die directe reactie op je omgeving noemt Porges neuroceptie. Dit is een onbewust handelen, dus buitenom ons dagelijkse zintuiglijke waarnemen, tegelijkertijd bepaalt deze reactie wel het vervolg van ons handelen. Geval A maakt dat je je veilig voelt en een hartelijk, open en intieme uitwisseling zult hebben waarbij werkelijk geluisterd wordt naar elkaar. Geval B zal waarschijnlijk veel minder veilig voelen waardoor je voorzichtig bent om persoonlijke dingen zomaar te delen. Je zult ook waakzaam luisteren naar de ander. Maar.....er kan zich in een open contact ineens iets voordoen waardoor je wél waakzaam wordt. Waardoor de onbewuste uitwisseling ineens verandert in een bewuste alertheid. Dit kan al gebeuren wanneer je rustig met iemand een hartelijke uitwisseling hebt en de omgeving wordt luidruchtiger. Of, wanneer er iemand langs loopt die een strenge, intimiderende uistraling voor jou heeft. Wanneer onze neuroceptie veiligheid constateert is dit uitnodiging voor ontmoeten, openheid en eventueel inleven in elkaar. Bij een neuroceptie van onveiligheid verstrakken we, worden alert en sluiten ons af. Vanuit deze onveiligheid proberen we te handelen door bijvoorbeeld die strakke persoon te vermijden ( dit is een actieve aktie). Of, we verstrakken zoveel dat we ons helemaal afsluiten ( dit is een inactieve actie). Wat speelt zich hier af ? 1- We ontvangen directe signalen uit onze omgeving. We speuren bij de ander de gezichtsuitdrukking, de klankkleur van de stem, de uitstraling van de ogen. De innerlijke staat van die ander heeft een direct effect in de stemklank, de grote van de pupillen, de ademhaling en in het bewegingsgemak van het lijf. 2- Deze signalen worden bewerkt of vertaald door vroegere ervaringen in ons leven. Eerdere gebeurtenissen zijn in het brein opgeslagen als herinneringen. Deze hebben invloed op onze manier van waarnemen omdat de herinneringen verwachting geven dat de huidige situatie overeenkomt met die uit het verleden. Verleden ervaring „kleuren“ onze waarneming nu, ongeacht wat er werkelijk gebeurt in je omgeving nu. Ondanks de hierboven geschetste reacties blijft er in ons altijd een nieuwsgierigheid aanwezig, een biologische kracht op zoek naar verbinding. Wanneer je dit beseft, kun je dit inzetten wanneer je iemand ontmoet, of, wanneer je naar een onbekende omgeving gaat. Circuits van veiligheid en vertrouwen Wanneer je de details van het autonome zenuwstelsel begrijpt heb je een basis om veiligheid te creëren in de klas die ondersteunend werkt voor leerlingen. Hun neuroceptie zal dan hetzelfde zijn in het klaslokaal als die bij het ontmoeten van een vriend thuis. Het AZS heeft drie takken: 1- De ventraal vagale parasympathicus. Deze is de standaard modus. Wanneer de neuroceptie veilig aangeeft dan zal het traject van “social engagement” en optimaal leren actief zijn. Zolang veiligheid wordt beleefd. 2- De sympathicus. Deze onderdrukt de werking van de ventrale vagale parasympathicus. Deze sympathicus is actief bij een neuroceptie van gevaar en zolang we geloven dat we onszelf kunnen verdedigen. Deze tak activeert de vecht-vlucht respons. 3- De dorsaal vagale parasympathicus. Deze wordt actief wanneer we ons hulpeloos beginnen te voelen. Deze tak onderdrukt de sympathicus. Neuroceptie van hulpeloosheid wordt vertaald in een gevoel van dood te gaan. Beter dood lijken dan dood gaan. Hiermee voorkomen we dat het gevaar ons nog meer bedreigt. Wanneer dit zich voordoet worden alle systemen vertraagd, ons bewustzijn vervaagt en vervolgens bezwijken we, dissociëren of vallen flauw. Hierboven is beschreven hoe de sympathicus en de dorsale parasympathicus aangepaste reacties zijn op gevaar. Ook in een veilige omgeving kunnen deze twee takken actief zijn, samen met de ventrale vagale parasympathicus. De actieve rollen wanneer er geen gevaar is sympathicus spel en plezier dorsale parasympathicus diepe rust en contemplatie Ons hele systeem heeft voorkeur voor de ventrale vagale parasympathicus omdat we hiermee in verbinding blijven met anderen in onze omgeving en vrij kunnen resoneren op elkaar. Het is de menselijke standaard modus voor social engagement. In feite zien we hier een sociale basis waarin waakzaamheid wel aanwezig is maar nauwelijks meer dan wanneer we in een kompleet veilige omgeving zijn waar iedereen te vertrouwen is. Wanneer er vertrouwen is, over en weer, hoeft ons zenuwstelsel nauwelijks alert te zijn. Hierdoor is er meer energie beschikbaar voor leren, creativiteit en ontdekken. Wanneer we support ervaren van directie en collega’s is er ruimte om op te bloeien. Wanneer leerlingen dit voelen bij hun leraren zal dit het verschil maken tussen succes en falen. Zeker voor die leerlingen welke toch al een onzeker zenuwsysteem hebben. Help jezelf: begin bij de ventrale vagus Wanneer je als leraar de leerlingen ontmoet vanuit de staat van de ventrale vagus staat de deur open voor ontmoeting vanuit kalmte, verbinding en uitnodiging tot leren. Zelfs voor leerlingen die angstig zijn of die vanuit een andere geprikkelde omgeving komen. In de ventraal vagale staat is onze buik en ons gezicht ontspannen. Onze hartslag is rustig. We hebben een kalme wakkerte en we zijn bereid tot een open uitwisseling. Ook hebben we een grotere mogelijkheid om de gezichten van de leerlingen te kunnen “lezen”. We voelen speelsheid en nieuwsgierigheid en hartelijke zorg naar de klas. Hierdoor zal de neuroceptie van de leerlingen de staat van kalmte van de leerkracht in hun doen resoneren. Dit beweegt hun innerlijke staat naar gelijkstemming aan de kalme open staat van de leraar. Hoe kunnen we deze staat herkennen, voeden en onderhouden ? Belangrijk is dat onze eigen leef- of werkomgeving ons ondersteunt. Wanneer directie, administratie en collega’s eenzelfde cultuur bevatten is dit een ruggensteun voor deze staat. Voor jezelf kun je aandacht geven aan de ademhaling. Langzaam ademen waarbij je net iets langer uitademt dan inademt brengt je in de ventraal vagale staat. Aan het einde van elke uitademing is er een pauze, een overgangsmoment. Een soort van getij ritme. Zou je thuis of in een andere rustige omgeving dit ademen oefenen, dan train je hiermee je systeem voor kalmte zodanig dat dit beschikbaar zal zijn op het moment dat je kalmte nodig hebt in een prikkelbare situatie. Het brein van jonge mensen, de leerlingen, scant continu de omgeving af op veiligheid, iedere kwartseconde. Ontmoeten de leerlingen tijdens dit scannen iemand waarvan lichaam en gezicht present zijn en receptief, dan is dit een solide start voor ontmoeting en uitwisseling. Door de resonantie op de ventraal vagale staat van de leraar komt de ventrale vagus van die leerling online. In de klas kan zodoende een uitgebreide feedbackloop ontstaan naar vagale verbinding met iedere leerling. Openheid en ontvankelijkheid krijgen kans zich te ontwikkelen. Stress kan hetzelfde voelen als gevaar. Alledaagse stress kan zodoende de sympathicus uit gewoonte aanspannen. Het hartritme stijgt, de oogpupillen worden wijder, buik spant aan, de stem verandert. Tegelijkertijd wordt de mogelijkheid om de gezichten van de ander te “lezen” vermindert. Denken wordt minder flexibel en de focus versmalt. Allemaal maatregelen om alerter te kunnen zijn op gevaar. Het systeem van social engagement valt uit. Creatief nieuw leren wordt sterk gereduceerd. Deze reacties kunnen van dienst zijn bij werkelijk bedreigende situaties, maar vormen een probleem wanneer ze zich voordoen in de klas. De leraar heeft geen contact met z’n leerlingen. Dit op zichzelf is al een bedreigende situatie. Wanneer we ons meer bewust zijn van onze innerlijke staat, dan voelen we dat de sympathicus wordt geactiveerd. Mogelijk kunnen we terug naar de meer ontvankelijke en open staat van de ventrale vagus door aandacht te geven aan de adem. Herkennen we de bewegingen van het uit verbinding gaan en hebben we de mogelijkheid om met aandacht en adem terug te komen bij onszelf, dan zullen we ook minder gauw moe zijn en minder emotioneel uitgeput aan het einde van een werkdag. Onze huidige samenleving geeft veel prikkels voor stress: informatie is snel, veel TV-nieuws is gericht op crisis en de hoeveelheid te verwerken informatie is enorm. Voeg daarbij de mogelijkheid dat een leerling uit een thuissituatie komt die stressvol is, of, de leerling heeft een vroeger opgelopen trauma. De derde tak Hoe staat het met de derde tak van ons AZS, de dorsale vagale parasympathicus ? Deze komt in aktie wanneer neuroceptie gevaar aangeeft en we ons tegelijkertijd hulpeloos voelen. Het lichaam interpreteert dit als dood gaan en gaat zich hiertoe voorbereiden: hartritme neemt af, aandacht en ademen vertragen, contact met anderen reduceert. Bewuste aandacht voor de omgeving minimaliseert. Dit is een staat van collapse, dissociatie of van een dramatische contactloosheid. Dit kan ontstaan wanneer we ons gekwetst voelen, of ons schamen. Dan verkrampt onze borst, onze ogen kijken naar beneden en we kunnen amper communiceren. Pesterijen brengen dit teweeg. De gepeste leerling kan zich nauwelijks verdedigen en durft geen appél te doen op de leraar omdat hij bang is daarmee de situatie voor zichzelf te verergeren. Gevolg: een dorsaal ventraal parasympathische reactie van teneergeslagenheid, niet-handelen, slachtoffer zijn. Reactie op dit alles kan zijn een defensie tegen deze collapse door sympathisch deze situatie te verdedigen door woede. Wat blijft is het niet-contact met anderen. luisteren en ontvangen van nieuwe informatie is nauwelijks mogelijk. Op school doen zich veel van deze voorvallen voor. Wanneer de leerkracht, het team, bovenstaande reacties van het AZS kent kan men vanuit deze kennis een verbinding creëren terug naar de ventrale vagus. ook onder stressvolle omstandigheden. Leerlingen zijn vooral kwetsbaar voor de dorsale vagale staat wanneer ze als jong kind al schaamte, kwetsingen of trauma hebben meegemaakt. Wanneer een schoolteam onderling een goede open en warme contactuele sfeer heeft zal dit bij voorbaat al een beschermende omgeving bieden voor leerlingen. Een omgeving waarin kwetsbare leerlingen zich veilig kunnen voelen en mogelijkheid hebben om te helen van oude wonden. Leerkrachten kunnen een vertrouwde en beschermende omgeving zijn voor kwetsbare leerlingen. juist wanneer deze leerlingen zichtbaar kwetsbaar zijn in een voor hun bedreigende situatie is het belangrijk dat leerkrachten dit herkennen en warm, betrouwbaar deze leerling bescherming bieden. Dit kan ook gelden voor niet-verklaarbaar, onbegrepen gedrag van de leerling. response flexibility Sommige leerlingen hebben moeite om in een stressvolle omgeving rust te vinden. Simpelweg vragen om kalmte werkt niet. Er zijn leerlingen die vanuit een verstoord verleden moeite hebben om uit zichzelf balans en harmonie te vinden. Bij stress werkt hun informatie-verwerking traag. Daarnaast hebben ze meestal geen ontwikkeling gehad om vanuit een breder perspektief de situatie te kunnen evalueren. Er is weinig meer mogelijk dan vechten of vluchten. Een aktie van de sympathicus. Lichamelijk en emotioneel kalmeren zal langer duren. De “response flexibility” is gereduceerd. Dit is het antwoord op een emotionele reactie in een stressvolle situatie: wég van de bedreiging en op pad naar een empathische verbinding met anderen. Met response flexibility neemt de angst af en krijgen we overzicht op het gebeuren. De circuits in ons brein voor response flexibility ontwikkelen zich op vroege leeftijd. Wanneer de thuis-omgeving onveilig was en er geen ondersteuning was van de ouder(s) gaat het kind naar school met weinig vermogen voor deze zelfregulatie. Wanneer leerkrachten warm uitnodigend aanwezig zijn voelt de gekwetste leerling dit. Neuroplasticiteit en resonantie bieden hoop voor deze leerlingen. Zij kunnen in deze empathische omgeving nieuwe circuits opbouwen in hun brein waarmee ze weer kunnen handelen vanuit de ventrale vagus. Zodoende meer flexibiliteit opbouwen. Leerkrachten in kontakt met de ventrale vagus vormen een soort van bibliotheek voor de leerlingen. Signalen en bewegingen van de leerkracht mogen door de leerling geïmiteerd worden. Deze resonantie en neuroplasticiteit zorgen bij de leerling voor nieuwe bedrading in hun brein. De leerkracht kan men hier zien als een externe support voor de interne impulsen van de leerling. Bron: Relationships, neuroscience and mindfulness in school. Kirke Olson. Pagina 13 t/m 25. Kees Peters februari 2015 |
|
|
|